Maleachi en Jan Terlouw

Deze week staat de profeet Maleachi centraal. Wie was hij, maar meer nog: wat had hij te melden? En welke profeet uit onze tijd spreekt als een Maleachi de mensen toe?

 

Profeten, zieners…mannen en vrouwen die het onrecht in de wereld aan de kaak stellen. Die niet zwijgen, maar roepen: Zie je het niet? Zie je niet wat er gebeurt? En die de taboe’s niet schuwen: alles wordt gezegd! Zij zoeken de confrontatie, gaan net over de grens, zij brengen mensen in beweging, spreken mensen aan op hun verantwoordelijkheid, doorbreken het zwijgen en leggen de pijnlijke plekken bloot.

Maar wie zijn nu onze profeten? Wie stelt de moeilijke vragen aan onze maatschappij? Legt de pijn bloot? Doorbreekt het zwijgen? Bestormt de hemel uit onmacht, woede en frustratie en schuwt daarbij de mening van de zwijgende massa niet… ? Wie?

Jan Terlouw

https://youtu.be/msA61NN0XhY

Wie is Maleachi?

Hij profeteerde in Jeruzalem. Hij treedt op in het Joodse land na de terugkeer uit de Babylonische Ballingschap in 538 vóór Christus, dus tijdens de Perzische overheersing. Dat vermoeden wordt nog versterkt door het feit, dat hij de landvoogd aanduidt met het Perzische woord ‘pecha’ (Maleachi 02,04). Meer precies moet zijn optreden worden geplaatst na het gereedkomen van de De Tweede Tempel ( de tempel waar Haggai het over had, dat ie nou ns moest worden afgebouwd) in 515 vóór Christus. Op verschillende momenten in zijn toespraken blijkt, dat de offerdienst in volle gang was (Maleachi 03).
Anderzijds beklaagt de profeet zich over de wantoestanden in het godsdienstige leven; zowel de eredienst als de zorg voor de naasten worden ernstig verwaarloosd. Daaruit zou men kunnen opmaken, dat de tijd van de hervormingen onder Ezra en Nehemia nog niet is aangebroken; Nehemia’s optreden begint ca 450 v.Chr. Maleachi preekt dus in de eerste helft van de 5e eeuw v.Chr.
Het is niet zeker of de profeet inderdaad Maleachi heette; de naam betekent ‘mijn bode’, en zou dus ook een titel kunnen zijn. In het eerste vers van het derde hoofdstuk klinkt de beroemde zin: “Zie, ik zend mijn bode voor u uit”; daar staat in het Hebreeuws ‘Maleachi’. Bijbeluitleggers vermoeden, dat dit woord door latere afschrijvers van het boekje ook aan het begin van eerste hoofdstuk is geplaatst: “Een woord van de heer tot Israël gericht, bij monde van Maleachi.” Uit het Griekse woord voor ‘bode’, ‘angelos’, is ons woord ‘engel’ ontstaan. Vandaar, dat Maleachi ook wel wordt aangeduid als ‘mijn engel’ .
Omdat zijn boek in de bijbel aan het slot van de Profetische Geschriften wordt geplaatst, krijgen zijn woorden over de bode die komen zal, een extra dimensie. Temeer, omdat ze aan het eind van dat laatste hoofdstuk nog eens worden herhaald en verduidelijkt: “Zie, Ik ga u de profeet Elia zenden, voordat de dag van de Heer komt.”
In de ogen van de christenen sloeg die belofte op de komst van Johannes de Doper, de Voorloper van Jezus.

Hij wordt afgebeeld met een aardbol van vuur; op een vaandel staat: `Ecce enim dies veniet … dicit Dominus’ (‘De dag zal komen … zegt de Heer’)

Het centrale thema van het boek is het verbond van God met de priesters en het volk. JHWH verwijt hun bij monde van de profeet dat ze twijfelen aan het verbond en er ontrouw aan zijn geweest. Daardoor staat de identiteit van Israël als het volk van God op het spel. De tekst roept de hoorders op tot inkeer en trouw aan God, en doet dat eerder op dreigende dan op bemoedigende of troostende toon.

Het thema wordt uitgewerkt in zes gedeelten met discussies in dialoogvorm: ‘Jullie zeggen’ tegenover ‘Dit zegt JHWH’. Daardoor maakt het betoog een levendige en krachtige indruk, mede dankzij de vele retorische vragen.
Aan het eind van het boek wijst de schrijver op twee elementen die in de geschiedenis van het verbond van groot belang zijn geweest: het onderricht van Mozes (de Tora; Maleachi 3:22) en de profetie, belichaamd door Elia (Maleachi 3:23- 24). Zo stelt de tekst de wet en de profeten centraal in het leven van de Joodse gemeenschap. In het Nieuwe Testament vormen de wet en de profeten ook het kader voor het optreden van Jezus (Marcus 9:2-13).

Het boek Maleachi bevat discussies over achtereenvolgens de liefde van God voor Israël (1:2-5), het verbreken van het verbond door de priesters (1:6-2:9) en door het volk (2:10-16), de komst van de bode en het oordeel van God (2:17-3:5), een oproep tot bekering (3:6-12) en de dag van JHWH (3:13-21).

Overweging

Lieve mensen van God,

Ben ik een vader, waar is dan mijn ere…

Ik hoor het mijn eigen vader nóg zeggen. Ik zie zelfs nog hoe hij erbij keek…Ben ik een vader, waar is dan mijn ere…

Doorgaans kwam deze uitspraak als we net iets te ver waren gegaan in de grappenmakerij. Soms volgde de uitspraak ook op een daad van verzet van één van ons. Iets niet doen of juist wel doen wat niet mocht. En dan was er ook altijd nog die andere vermaarde andere uitspraak van onze vader: Pas maar op…straks komen de beren uit het bos. Met een knipoog naar het verhaal over de profeet Elisa die door kinderen werd nageroepen “kaalkop ga op” en dat er toen twee berinnen uit het bos kwamen en de kinderen verslonden.

Er volgde straf natuurlijk bij ons thuis. Zoals dat gaat. Huisarrest, klusjes doen, naar je kamer, zonder eten naar bed. Ik ben er echt niet slechter van geworden hoor. Maar tegenwoordig zouden sommige strafmaatregelen van mijn ouders de tere pedagogenzieltjes wel wat gekrenkt hebben.

Toch, je ontkomt er als ouder niet aan om zo nu en dan een straf uit te delen aan je kinderen. Het is ten slotte onderdeel van een leerproces. Leren omgaan met de gevolgen van je daden, onderscheid leren maken tussen goed en fout, leren omgaan met grenzen van henzelf en de ander.

Als je kijkt naar bijv Jo Frost dan doet de naughty chair wonderen. Consequent zijn, grenzen stellen en regels, afspraken maken en leren dat je deze na komt. Dat hoeft allemaal niet in een vreselijke krampachtigheid natuurlijk, dat kan ook spelenderwijs. En nog iets, als je als ouder boos bent op je kind, betekent dat niet dat je niet van ze houdt. Juist omdat je van je kinderen houdt, wil je ze graag goed toegerust de wijde wereld in sturen. Wie kent die gevleugelde zin niet: je geeft kinderen wat ze nodig hebben, niet wat ze willen. (Daar zit soms wel een kleine aanleiding tot strijd in…)

Voor ik verder ga over Maleachi wil ik toch even iets anders kwijt.

Niet zelden wordt de toorn Gods ingezet als een moreel dreigement of verklaring voor het onheil dat mensen overkomen is. Het zou een straf van God zijn voor slechte daden. Dan heb ik het over het hier en nu. God straft. En hoewel er zeker in dit bijbelboekje duidelijk over die straffende God gesproken wordt, denk ik toch dat dit van een andere orde is. Het is geen straf van God als jou ellende op ellende overkomt. Het is geen straf van God als er een orkaan Florence over de kust van Carolina trekt. Nee! Het kan wel zo vóelen natuurlijk. Het is menselijk om te denken: waar heb ik dit alles aan verdiend? Zo slecht ben ik toch niet? Wat heb ik gedaan? Het kan vóelen alsof je gestraft wordt. Door wie? Door iets? Door God? Het zou een verklaring kunnen zijn voor het anders totaal zinloze lijden van de mens. Ik zal het in deze overweging zo goed mogelijk proberen uit te leggen. Maar ik wil dit misverstand eerst uit de wereld helpen. Jij wordt niet gestraft door God. Jouw lijden, jouw verdriet, jouw zorg is God ook een zorg. Er zit geen zin in lijden. Er zit zin in het leven. Het leven geboren uit de bron van Liefde, die ik God noem. Lijden hoort wel bij het leven. En het kan je zicht op die bron vertroebelen. Wanneer een mens lijdt, lijdt God mee. God laat zich vinden in de pijn en het verdriet. God is niet de aanstichter van pijn en verdriet. Ik zie het meer dat God daar aanwezig is om jou, lieve mens, te helpen in het dragen ervan. Dat maakt t niet minder lastig, maar dat is even wat het is. In dit bijbelboekje gaat het over een heel ander aspect van God. Namelijk over de rechtvaardigheid van God. In lijden zit geen rechtvaardigheid. Ook al zou je dat soms naar menselijke maatstaven wel eens prettig vinden, in de categorie: net goed! Nee.

Goed, dit gezegd hebbende…

Maleachi, de bode namens God.. spreekt het volk toe. Ik heb jullie lief, zegt de Heer.

En jullie zeggen dat daar niets van te zien is, toch is het zo!

Ja..herkenbaar denk ik. Liefde is niet iets wat zich bewijzen laat in krijgen wat je vind dat je verdiend, maar kunnen ontvangen van datgene wat je nodig hebt. Dat vraagt om vertrouwen.

En dat vertrouwen is beschaamd. Het vertrouwen tussen God en zijn volk is weg. Het volk, nou dan met name de priesters, maken er een potje van. En ik kan er dan niets aan doen, maar het doet me meteen denken aan ..juist..die priesters die er een puinhoop van gemaakt hebben.

Ze maken alle het goede van God te schande. Liefde wordt verward met macht, de rituelen worden commercieel gemaakt en uitgehold en met de regels voor het goede leven neemt men het ook niet zo nauw meer. Toen..en nu…

Bij monde van Maleachi horen we een boze God. Alles wat rechtvaardig is, wordt besmeurd. Gods rechtvaardigheid wordt omgebogen door zijn grondpersoneel. Dat kan niet ongestraft blijven. Leren de mensen er nou werkelijk niets van? Je kunt niet zo maar God voor je karretje spannen en er op los leven. Maleachi is niet mals in zijn dreigende taal. Zachte heelmeesters maken stinkende wonden, moet hij gedacht hebben. Het is nu erop of eronder.

Het is serieuze billenkoek waar we het hier over hebben.

Maarrrr..

Hier wordt geen willekeurig straffende God ten tonele gevoerd. Hier wordt een God beschreven die het aan het hart gaat dat het volk zich afkeert van het goede. Het is een hardleers volk. Geplaagd ook door genoeg ellende om te aan te nemen dat God hen al lang aan het straffen is. Want kijk toch: de goddelozen hebben het prima voor elkaar en wij hebben niets.. Wat voor zin heeft het om keurig en oppassend te zijn? Maar dan hebben ze het dus fout! Het is niet God die hen straft, zij zelf zijn de veroorzaker van de misstanden. En ze willen dat niet zien!

Zie het zo, wat Jan Terlouw ook beschreef: wij zelf maken de aarde kapot, moeder aarde… de opwarming veroorzaken wij zelf…en die opwarming veroorzaakt extremer natuurgeweld. Dat is niet God die dat doet, dat zijn wij zelf!

Het vertrouwen tussen mensen is weg.. wij vertrouwen elkaar niet meer. Hoe dat zo ontstaan is? Geen eenduidige aanleiding: maar wij zijn zelf verantwoordelijk voor hoe wij samen leven met elkaar. Het is geen straf van God dat we door geweld en wantrouwen worden beheerst.

Jan Terlouw als moderne Maleachi..

Bij monde van Maleachi spreekt God de mensen aan op hun afspraak, hun heilig verbond. Een verbond dat concreet is gemaakt in de 10 regels ten leven.

Alsof hij zeggen wil: Je weet toch hoe het wel werkt? Waarom doe je het dan niet? Waarom hou je onze afspraak dan niet in ere? Moet ik jullie nou echt straffen om te laten zien dat ik een rechtvaardig God ben en geen willekeurige strafbezorger?

Kortom, het gaat God aan het hart. Zoals het een vader aan het hart gaat, als die ziet dat een kind van het padje af gaat. Wat kun je anders dan het terug te roepen en nog eens te vertellen dat je van ze houdt, maar dat het nu toch echt afgelopen is?

Je ontkomt er als ouder niet aan om zo nu en dan een straf uit te delen aan je kinderen. Het is ten slotte onderdeel van een leerproces. Leren omgaan met de gevolgen van je daden, onderscheid leren maken tussen goed en fout, leren omgaan met grenzen van henzelf en de ander.

Zo begon ik de overweging. En waar het bij Habakuk ging om de lange adem van de mens en het vertrouwen dat het ooit beter worden zal, is het bij Maleachi precies andersom: het gaat hier om de lange adem van God zelf en het vertrouwen dat zij nooit zal loslaten wat haar handen ooit zijn begonnen.

Zo wordt de doop ook wel gezien. Als aardse vaders en moeders hebben we het al lastig genoeg en zullen we in onze onvolmaaktheid fouten maken, waar kinderen dan weer van leren om dat later anders te doen… Dat is niet erg. Want hoe het ook zij, je houdt van je kind. En zo veel, dat die liefde ook pijn kan doen.

Het teken van de doop is een liefdesteken. Ik zie jou, zegt God daarmee. Ik laat je nooit in de steek. En ik zal altijd van je houden…ook wanneer je een andere kant op gaat. Altijd.

In die liefde wonen wij, daar worden we door omgeven. Dat geeft mij het geloof om te kunnen zeggen: we vallen nooit buiten Gods hand. Nooit. Maar dat neemt niet weg dat we daar ook op aangesproken mogen worden als we er een potje van maken en niet te beroerd zijn om zelf de gevolgen van ons eigen handelen te aanvaarden. Kind van het licht ben je, maak het waar..

amen

 

Reacties zijn gesloten.