Dienst 3 november

Op 3 november ga ik bij u voor.

Ik wil dan graag iets vertellen over mijn reiservaringen door Israël, samen met mijn beide zonen. Ik heb verder nog geen idee hoe het er uit te komt te zien, maar hier alvast onze eerste ervaring.

Op de eerste dag in Jeruzalem gaan we naar de Olijfberg om van daaruit de stad  te bekijken in al haar glorie. De oude stadsmuren, de kerktorens en de moskeeën. En natuurlijk de rotskoepel op het Tempelplein die in het vroege zonlicht schittert. We kijken. Zijn stil. De stad Jeruzalem.

Een bus van ‘Holyland’ stroomt leeg. De pelgrimsgangers maken direct foto’s van het uitzicht. Ze gunnen zich de tijd niet om eerst te kijken. Een volgende heilige plek wacht. Ook voor ons. Wij zoeken de stilte en de schaduw op in een kloostergang vol met vertalingen van ‘Het Onze Vader’. In 62 talen komt dit gebed langs. We krijgen een gesprek over deze ‘mantra’ van het christelijk geloof. We dalen af naar de plek waar Jezus uitkeek over de stad en huilde. We praten over verdriet. Over de verhalen die hier op de Olijfberg geboren zijn.

Ik pak het kleine oude zwarte bijbeltje uit mijn rugzak. ‘Van mijn vader,’ zeg ik. ‘Zondags lag het klaar naast de pepermunten en de collecteguldens. Mijn vader vertelde die verhalen aan mij, nu ik aan jullie. Het gaat door.’ De jongens lachen.

Teruglopend, de berg af, de berg op, de stad in, pak ik nog een keer het bijbeltje van mijn vader. De rits is kapot. Er is ook veel kapot gemaakt door dit heilige boek. Maar wat ben ik dankbaar dat ik met beide zonen op die Olijfberg ben geweest en daar uit deze erfenis kon voorlezen. Een mooi moment.  Binnen in de stad willen we even bijkomen en gaan een Arabisch theehuis binnen. We worden begroet met ‘Salam Aleikum’. Vrede met jullie. Precies, daar gaat het om in de verhalen, daar gaat het om in deze stad. Daar zou het om móeten gaan.

Jos van Oord

Reacties zijn gesloten.