Er is een hele hoop te zeggen over de commotie die momenteel rondom de kerken speelt. Natuurlijk, als het gaat over de excessen en ‘eigen regels’, dan voelen wij ons daar niet op aangesproken. Maar hoe je het went of keert, als het over ‘de kerken’ gaat, gaat het óók over ons. Want wij zijn onderdeel van ‘de kerken’. ‘De Kerken’ als een soort paraplu-begrip van mensen en organisatie, die samen komen op zondag en hun christen zijn vieren. Zo breed is dat in de publieke opinie. Dus wanneer men in de media dat woord gebruikt, ‘de kerken’, en daar van alles over roept, waar ik me niet in herken, begin ik me langzaamaan toch aangesproken te voelen. Maar dan op zo’n manier dat ik graag wil zeggen: maar zo ís het niet! Alleen dat kán ik niet zo stellig beweren, want wat er gedeeld wordt en gebeurd is: zo is het óók. Voor iemand die niet zo veel weet heeft van al die kerkelijke verschillen en onderscheid, wordt alles op eén hoop gegooid. En voor je het weet, kom je in een hoek van verdediging of verantwoording te staan. Hoe daarmee om te gaan? Wat te zeggen? Wat te doen?
Het is goed om te erkennen dat er inderdaad iets aparts zit, als het gaat om de uitzonderingspositie van de kerken (en andere religieuze organisaties). Grondwettelijk is dat vastgelegd, de vrijheid van godsdienst is een groot goed in Nederland. Ik worstel vervolgens met die vrijheid. Wanneer is dat een ‘recht’ en wanneer is dat een ‘geschenk’? En is dit de manier en het moment om je ‘recht’ op te eisen? Of zou men er verstandiger aan doen om het ‘geschenk’ in alle zorgvuldigheid te koesteren. Zoals ik het formuleer, ziet u al wel aan welke kant ik sta… Toch denk ik dat daar een sleutel zit. De vrijheid word je geschonken, ga daar dan zorgvuldig mee om. Laat zien dat je die vrijheid aankunt. En ga niet als een net losgelaten en verongelijkte puber je verworven ontslag van huisarrest invullen met regeloverschrijdend gedrag. Want eerlijk gezegd is dat wel een beetje hoe het voelt.
Toch, we behoren tot dezelfde familie… ergens… al die kerken… En zoals dat gaat in families, er zijn er altijd bij, die ondanks zichzelf de familienaam geen eer aandoen. Wat mij betreft ligt de smet meer bij dat ene individu, die zich, met tegenzin, maar toch, ook altijd zal moeten verhouden met het grotere geheel, de familie. De rest van de familie, die met zorg en aandacht zich op een verantwoorde en merk-waardige manier gedraagt als het gaat om geschonken vrijheid. En… en dat is wel waar het met Pasen overgaat, het losgeslagen familielid niet ontkent, maar érkent dat hij of zij er wel degelijk is. Met alle moeite en pijn, die dat doet. Maar hij is er wel.