Na de zomerstop

In dit bed heeft hij gelegen, Vincent van Gogh. Tussen 1889 en 1890 heeft hij zich laten opnemen in de inrichting in St Remy de Provence. Een getroubleerd en beschadigd mens. Zijn eerste carriere keuze was eigenlijk om dominee te worden. Maar hij werd keer op keer afgewezen en niet geschikt bevonden. Toch bleef het verlangen naar kennis van en over God hem achtervolgen en heeft hij erg veel gelezen. In de verslagen van deze inrichting staat als diagnose dat Vincent, behalve aan depressies, ook leed aan een onvoorspelbaar en extreem gevoelig karakter. Hij kon enorm opvliegend zijn, boos om niets, overprikkeld raken door te veel indrukken van mens of omgeving en hij had manische perioden. Voorbeeld daarvan is dat hij in dit jaar wel 150 schilderijen en etsen heeft gemaakt. Maar goed, hier sliep hij dus. Hier heeft hij zijn drukke en geplaagde hoofd op een kussen gelegd. Hier liep hij rond en schilderde, schilderde en schilderde. Bizar om je te realiseren dat dat nog maar een kleine 150 jaar geleden is. Drie generaties. De ouders van mijn grootouders waren tijdgenoten van van Gogh.

Mark en ik zijn hier geweest afgelopen vakantie. En ik snap de fascinatie van Vincent voor de magische kleuren en uitzichten van dit prachtige gebied. Niet in een foto te vangen en als ik het zo lees over van Gogh, is hij eindeloos bezig geweest om de juiste kleurstelling te vinden om het zo getrouw mogelijk weer te geven. En terwijl wij daar vakantie vierden en ons te goed deden aan alles wat het zuiden van Frankrijk te bieden heeft, woedde de wereld door. Het voelde eerlijk gezegd goed, om even uit het gedruis te zijn, even niet te horen of te lezen waar een hart zo zwaarmoedig van kan worden. Ik heb in de afgelopen twee en halve week meer de slappe lach gehad dan in de afgelopen maanden. Dus het was goed even.

Bij thuiskomst ontdek ik dan bijna ‘dat we niets gemist hebben’. De formatie zit nog steeds muurvast, Corona regels worden steeds complexer, en dan als klap op alles: de val van Kaboel. Een steek door mijn hart. Wat een wanhoop en wat een onmacht en wat een schok ook. Bijna zonder enig verzet heeft de Taliban de macht weer overgenomen. Bevreemdend. Ik probeer mij van een te uitgesproken mening te onthouden, luister en lees en ontdek steeds meer hoe complex dat land in elkaar zit. De frustratie van veteranen hoor ik, de wanhoop van Afghaanse vrouwen en meisjes, de angst van een ieder die geen Taliban-fan is, maar wel in Afghanistan leeft. Wat is wijsheid in een situatie als dit? Waar is zij te vinden?

Ik weet het niet. Ik merk alleen dat door even afstand te hebben gehad van alles, ik me beter kan handhaven met die vraag van het niet weten. Ik hoef niet meteen. Ik kan het beschouwen. Maar het raakt wel. Heer, ontferm je, prevel ik dan tijdens een wandeling. Soms prevel ik zelfs iets minder vrome woorden. Maar het vertrouwen dat God hoort, geeft al lucht. Dankzij God laat ik de hoop niet varen. Dankzij God laat ik mijn koppie niet zakken. Ik voel me nog steeds uitgenodigd en aangespoord door de verhalen van geloof, hoop en liefde om de moed niet te laten zakken en te blijven geloven in vrede en recht. En dan kijk ik naar zo’n schilderij van van Gogh en dan denk ik: wat had ik je dat ook gegund, jongen, dat de wanhoop je niet zo had overmand. Het leven was hem te zwaar, te groots en te oneerlijk. Ik snap het ook wel denk ik. Tot op zekere hoogte. Ik denk Vincent van Gogh nu in een wereld waar het zo mooi licht is, die met geen kwast is te beschilderen.

Rolinka Klein Kranenburg

Reacties zijn gesloten.